Sa­men­vat­ting
Nu meer­vou­di­ge an­ti­mi­cro­biële re­sis­ten­tie een be­drei­ging vormt voor de ge­zond­heids­zorg is bac­te­ri­o­faag­the­ra­pie op­nieuw onder de aan­dacht ge­ko­men als mo­ge­lijk al­ter­na­tief voor an­ti­mi­cro­biële the­ra­pie. Bac­te­ri­o­fa­gen wor­den ge­ka­rak­te­ri­seerd door een grote di­ver­si­teit, ze zijn in over­vloed aan­we­zig, in staat zich­zelf in grote hoe­veel­he­den te mul­ti­pli­ce­ren. Fagen zijn goede kan­di­da­ten om de strijd met bac­te­riële in­fec­ties aan te gaan. Maar faag­the­ra­pie gaat ge­paard met nogal wat com­pli­ce­ren­de fac­to­ren, waar­van het op­tre­den van bac­te­riële re­sis­ten­tie het meest in het oog springt. Re­sis­ten­tie vindt plaats in de ver­schil­len­de stap­pen van de vi­rus­re­pli­ca­tie. An­der­zijds zijn fagen zelf in staat tot adap­ta­tie en het te boven komen van re­sis­ten­tie.
In­ter­ac­ties tus­sen bac­te­riën en fagen, zoals de re­sis­ten­tie­me­cha­nis­men van de bac­te­rie tegen de faag, zul­len moe­ten wor­den ont­ra­feld om suc­ces­vol­le stra­te­gieën te ont­wik­ke­len.

Ab­stract
In an age where mul­ti­ple drug re­sis­tant bac­te­ria pose a se­rious th­re­at to world he­alth, bacterio-​phage the­ra­py has ari­sen as a pos­si­ble al­ter­na­ti­ve to con­ven­ti­o­nal an­ti­bi­o­tics. A huge di­ver­si­ty and abun­dan­ce, rapid kil­ling ki­ne­tics and the pos­si­bi­li­ty of self-​replication are some of the charac­te­ris­tics that make bac­te­riopha­ges good can­di­da­tes for
tre­a­ting bac­te­ri­al in­fec­ti­ons. Howe­ver, bac­te­riopha­ge the­ra­py faces nu­merous chal­len­ges, amongst which the emer­gen­ce of re­sis­tan­ce stands out. This phe­no­me­non oc­curs fre­quent­ly and can take place through dif­fe­rent ele­ments tar­ge­ting all the steps of the viral in­fec­ti­ve cycle. On the other hand, bac­te­riopha­ges are also able to adapt and over­co­me re­sis­tan­ce. In any case, it is im­por­tant to un­ra­vel the in­ter­ac­ti­ons bet­ween bac­te­ria and bac­te­riopha­ges, as well as the me­cha­nis­ms un­der­ly­ing re­sis­tan­ce to pha­ges, in order to de­sign suc­ces­sful stra­te­gies for bac­te­riopha­ge the­ra­py. In this re­view, the cur­rent know­led­ge about me­cha­nis­ms of bac­te­riopha­ge re­sis­tan­ce is dis­cus­sed, as well as the ge­ne­tic basis that ac­counts for them, and ways in which bac­te­riopha­ges counter-​attack against these sys­tems.

Feuil­le­ton in vijf delen
In vijf delen (in ach­ter­een­vol­gen­de uit­ga­ven van het NTMM) wor­den de hui­di­ge ken­nis van bac­te­ri­o­faag­resis­ten­tie, de ge­ne­ti­sche oor­zaak die daar­voor ver­ant­woor­de­lijk is en de ma­nier waar­op fagen de te­gen­aan­val in­zet­ten, be­spro­ken. Het eer­ste deel van in to­taal vijf delen staat in deze edi­tie van het tijd­schrift. Hier­in wordt een in­tro­duc­tie in de faag­bi­o­lo­gie ge­ge­ven en wordt de le­vens­cy­clus van de faag be­licht.

In­tro­duc­tie
In de af­ge­lo­pen jaren zijn bac­te­ri­o­fa­gen onder de aan­dacht ge­ko­men als po­ten­tiële be­han­de­ling tegen mul­ti­re­sis­ten­te bac­te­riën. Maar het idee van ge­bruik van fagen als the­ra­pie tegen per­sis­te­ren­de in­fec­ties be­staat al lan­ger. Hoe­wel de bac­te­ri­o­faag waar­schijn­lijk het meest tal­rij­ke or­ga­nis­me op aarde is, werd deze pas ont­dekt het begin van de 20e eeuw. Fre­de­rick Wil­li­am Twort en Félix d'He­rel­le waren de eer­sten die on­af­han­ke­lijk van el­kaar bac­te­ri­o­fa­gen be­schre­ven.[1,2] d’Hérelle on­der­ken­de daar­bij ook de the­ra­peu­ti­sche po­ten­tie ervan. De “on­zicht­ba­re mi­cro­ben” die hij be­schreef, waren geïso­leerd uit ont­las­ting van patiënten die waren her­steld van een Shi­gel­la dy­sen­te­ri­ae-​infectie.
De in­te­res­se in fagen als po­ten­tiële be­han­de­ling tegen bac­te­riële in­fec­ties ver­min­der­de na de ont­dek­king van pe­ni­cil­li­ne 20 jaar later.[3] Des­on­danks won de the­ra­peu­ti­sche toe­pas­sing aan po­pu­la­ri­teit in de voor­ma­li­ge Sov­jet­re­pu­bliek, met name in Ge­or­gië, waar fagen kort na hun ont­dek­king in de kli­ni­sche prak­tijk wer­den toe­ge­past voor het be­han­de­len van geïnfec­teer­de won­den en gastro-​intestinale in­fec­ties.[4] Het ge­bruik van fagen werd on­der­zocht in ver­schil­len­de in­sti­tu­ten, waar­on­der het Eli­a­va In­sti­tuut in Tbi­li­si, Ge­or­gië. Faag­cock­tails be­ho­ren tot op heden tot de ge­brui­ke­lij­ke be­han­de­ling in Ge­or­gië en an­de­re voor­ma­li­ge Sov­jet­re­pu­blie­ken en zijn daar te koop bij de apo­theek. In wes­ter­se lan­den heeft dit geen na­vol­ging ge­von­den door de ge­brek­ki­ge me­tho­do­lo­gie van de on­der­zoe­ken en de on­toe­gan­ke­lijk­heid van de veel­al Rus­si­sche li­te­ra­tuur waar­in ge­rap­por­teerd werd.[3]
De si­tu­a­tie rond­om an­ti­bi­o­ti­cum­re­sis­ten­tie in de wes­ter­se sa­men­le­ving wordt steeds zor­ge­lij­ker. In 2015 heeft de We­reld Ge­zond­heid Or­ga­ni­sa­tie (WHO) een ac­tie­plan in het leven ge­roe­pen om dit groei­en­de pro­bleem aan te pak­ken, het­geen heeft ge­leid tot her­nieuw­de in­te­res­se in faag­the­ra­pie.[5] Waar­schijn­lijk stamt de be­kend­ste casus die re­cent is be­schre­ven uit 2017, van School­ey et al. waar­bij een mul­ti­re­sis­ten­te Aci­ne­to­bac­ter bau­man­ni-​infectie suc­ces­vol is be­han­deld met een ge­per­so­na­li­seer­de bac­te­ri­o­faag­cock­tail die van te­vo­ren in vitro is ge­test tegen de Aci­ne­to­bac­ter-​isolaten van deze patiënt.[6]
Een an­de­re toe­ge­pas­te be­han­de­ling waar­in fagen een be­we­zen ef­fect heb­ben, is het ge­bruik van een fe­ces­fil­traat bij de be­han­de­ling van re­ci­di­ve­ren­de Clos­tri­doi­des dif­fi­ci­le-​infecties. Deze toe­pas­sing is ver­ge­lijk­baar met fe­cestrans­plan­ta­tie, met het ver­schil dat de be­rei­ding ste­riel ge­fil­treerd is waar­door al­leen het bac­te­riële de­bris, ei­wit­ten, an­ti­bac­te­riële en me­ta­bo­le be­stand­de­len, oli­go­nu­cle­o­ti­den en vi­rus­sen (c.q. fagen) wor­den toe­ge­diend. Ott en an­de­ren be­schrij­ven in 2017 hoe bij deze aan­pak C. dif­fi­ci­le wordt geëra­di­ceerd voor een pe­ri­o­de van ten min­ste zes maan­den, het­geen ge­paard gaat met ver­an­de­rin­gen in het in­tes­ti­na­le mi­cro­bi­oom en vi­ri­oom van de patiënten.[7]
Al met al lijkt faag­the­ra­pie een vei­li­ge en veel­be­lo­ven­de tech­niek in de strijd tegen mul­ti­re­sis­ten­te bac­te­riën en de over­tui­ging dat er ge­zocht moet wor­den naar mo­ge­lijk­he­den voor im­ple­men­ta­tie neemt toe zowel in de we­ten­schap­pe­lij­ke we­reld als daar­bui­ten.[8]
Er zijn des­on­danks nog di­ver­se hin­der­nis­sen te nemen voor­dat faag­the­ra­pie kan wor­den toe­ge­past in wes­ter­se lan­den. Al­ler­eerst wordt het toe­pas­sen van faag­the­ra­pie be­moei­lijkt door de re­gel­ge­ving bin­nen de ge­zond­heids­zorg. Er wordt ge­werkt aan de re­gel­ge­ving om ge­bruik van faag­the­ra­pie via ma­gi­stra­le be­rei­ding mo­ge­lijk te maken en te stan­daar­di­se­ren.[9]
Naast re­gel­ge­ving komen er vei­lig­heids­over­we­gin­gen kij­ken bij het toe­die­nen van fagen aan men­sen. In casuïstiek zijn tot dus­ver geen ern­sti­ge bij­wer­kin­gen be­schre­ven. Toch be­staan er zor­gen dat be­paal­de typen fi­la­men­teu­ze fagen aan­lei­ding geven tot het vor­men van bi­o­films.[10] Dit laat­ste zou ech­ter geen pro­bleem moe­ten zijn omdat fi­la­men­teu­ze fagen geen rol spe­len in the­ra­peu­ti­sche toe­pas­sin­gen. Een ander ob­sta­kel is het mo­ge­lijk ver­oor­za­ken van dys­bi­o­se in bij­voor­beeld het maag­darm­stel­sel door het in­tro­du­ce­ren van exo­ge­ne vi­rus­sen. Dit treedt niet op in­dien de fagen ge­richt wor­den toe­ge­diend ter plaat­se van de in­fec­tie, bij­voor­beeld to­pi­caal. Ove­ri­gens zijn bac­te­ri­o­fa­gen se­lec­tief in de bac­te­riën waar­op ze aan­grij­pen, waar­door het on­waar­schijn­lijk is dat daar­bij de com­men­sa­le flora wordt aan­ge­tast.[11] Een an­de­re zorg is het vrij­ko­men van en­do­toxi­nen door lysis van de bac­te­riën, zoals bij de toe­die­ning van an­ti­bi­o­ti­ca die aan­grij­pen op de cel­wand.[12]
De be­lang­rijk­ste vraag blijft of faag­the­ra­pie ef­fec­tief is in het be­han­de­len van bac­te­riële in­fec­ties en zo ja, voor hoe lang. Bac­te­riën be­schik­ken over meer me­cha­nis­men om bac­te­ri­o­fa­gen af te weren. In bac­te­riële po­pu­la­ties die geïncu­beerd wor­den met fagen, wor­den di­rect of bin­nen en­ke­le uren al mu­tan­ten ge­von­den die on­ge­voe­lig zijn voor de bac­te­ri­o­fa­gen waar­aan ze bloot­ge­steld wor­den. De ken­nis over in­ter­ac­ties tus­sen fagen en bac­te­riën is flink ge­groeid ten op­zich­te van de be­gin­ja­ren van de faag­the­ra­pie.

De bi­o­lo­gie van bac­te­ri­o­fa­gen
Gron­di­ge ken­nis van faag­bi­o­lo­gie is van cru­ci­aal be­lang voor de ont­wik­ke­ling van the­ra­peu­ti­sche toe­pas­sin­gen. Ken­nis over de ver­schil­len­de vi­ra­le ei­gen­schap­pen en de me­cha­nis­men waar­mee de gast­heer geïnfec­teerd wordt, is nood­za­ke­lijk om de bac­te­riële af­weer­me­cha­nis­men te be­stu­de­ren. Met deze ken­nis kun­nen tech­nie­ken wor­den ont­wik­keld voor het ont­wij­ken of on­der­druk­ken van deze bac­te­riële re­sis­ten­tie­me­cha­nis­men, om de kans van sla­gen van faag­the­ra­pie te ver­gro­ten.
Fagen wor­den ge­clas­si­fi­ceerd op basis van mor­fo­lo­gie of op basis van hun ge­noom. Er zijn drie ver­schil­len­de groe­pen geïden­ti­fi­ceerd op basis van ge­noom­ty­pe en groot­te. De eer­ste groep be­staat uit RNA-​fagen, be­schik­kend over een klein en­kel­strengs­ge­noom. De twee­de groep be­staat uit fagen met een klein (mee­st­al min­der dan 10kb) enkelstrengs-​DNA-genoom. Deze groep omvat fagen met een re­la­tief groot DNA-​genoom variërend van 30 tot meer dan 2000 kb, mee­st­al dub­bel­strengs. Fagen die po­ten­ti­eel ge­schikt zijn voor the­ra­peu­ti­sche toe­pas­sing be­ho­ren tot deze laat­ste groep, de orde van de Cau­d­o­vi­ra­les.[13]

Cau­d­o­vi­ra­les zijn fagen zon­der en­ve­lop, be­staan­de uit een kop met een ico­sa­he­dra­le struc­tuur en een staart (fi­guur 1a).[14]. De kop be­staat uit een ei­wit­struc­tuur met daar­in een enkel mo­le­cuul­li­ne­air, dubbelstrengs-​DNA. De staart is een ei­wit­buis be­staan­de uit een helix van op­een­ge­sta­pel­de schij­ven met aan het dis­ta­le uit­ein­de mee­st­al spi­kes, een basis en ten­ta­kels (Eng: fi­bers). Som­mi­ge fagen heb­ben daar­naast een kraag­ach­ti­ge struc­tuur tus­sen de kop en de staart. Voor­heen vorm­den de mor­fo­lo­gi­sche ver­schil­len van de staart de be­lang­rijk­ste cri­te­ria voor het on­der­schei­den van ver­schil­len­de vi­rus­fa­mi­lies bin­nen deze orde. Met be­hulp van ge­noom­bre­de se­quen­tie­ana­ly­se en fy­lo­ge­ne­ti­sche ana­ly­se wordt te­gen­woor­dig een gro­te­re variëteit aan ver­schil­len waar­ge­no­men tus­sen de soor­ten Cau­d­o­vi­ra­les.[15] Zo wor­den nu bin­nen deze orde vier nieu­we fa­mi­lies on­der­schei­den: Sip­ho­vi­ri­dae, Podo­vi­ri­dae, Myo­vi­ri­dae en Ac­ker­man­n­vi­ri­dae. Sip­ho­vi­ri­dae wor­den ge­ka­rak­te­ri­seerd door hun lange, niet-​contractiele staart. Podo­vi­ri­dae heb­ben korte niet-​contractiele staar­ten, Myo­vi­ri­dae en Ac­ker­man­n­vi­ri­dae heb­ben beide lange con­trac­tie­le staar­ten maar ver­schil­len op ge­no­misch en pro­te­o­misch ni­veau.[16] De struc­tu­ren aan het dis­ta­le eind van de staart her­ken­nen de re­cep­to­ren aan de bui­ten­kant van de bac­te­rie waar­aan de faag ge­ab­sor­beerd wordt.[14] Bin­ding kan zowel re­ver­si­bel als ir­re­ver­si­bel zijn, met soms meer­de­re re­cep­to­ren. Over het al­ge­meen is de bin­ding erg gast­heer­spe­ci­fiek. De ver­schil­len­de re­cep­to­ren en de mo­le­cu­len die een rol spe­len bij de aan­hech­ting van fagen, wor­den uit­ge­breid be­schre­ven in een re­view van Ber­toz­zi Silva et al. uit 2016.[17]
Na de ab­sorp­tie van het vi­ri­on wordt het ge­ne­tisch ma­te­ri­aal geïnjec­teerd in het cy­to­plas­ma van de gast­heer. Peptidoglycaan-​hydrolases van het vi­rus­par­ti­kel bre­ken hier­voor de cel­wand af waar­na het DNA met daar­bij soms en­ke­le ei­wit­ten via de staart in de bac­te­rie te­recht komt. Bij som­mi­ge bac­te­ri­o­fa­gen vindt dit pro­ces staps­ge­wijs plaats waar­bij trans­crip­tie van een als eer­ste geïnjec­teerd deel van het DNA nodig is voor­dat de rest van het DNA kan wor­den op­ge­no­men door de bac­te­rie.
Er wordt on­der­scheid ge­maakt tus­sen vi­ru­len­te en ge­ma­tig­de (Eng: tem­pe­ra­te) fagen. De vi­ru­len­te faag kent al­leen een ly­ti­sche cy­clus, de ge­ma­tig­de fagen zowel een ly­ti­sche als een ly­so­ge­ne cy­clus, dan wel al­leen een ly­so­ge­ne (fi­guur 1b). Bij de ly­ti­sche cy­clus wor­den de cel­lu­lai­re pro­ces­sen van de gast­heer over­ge­no­men door de faag waar­bij de vi­ra­le genen tot ex­pres­sie komen in plaats van de genen van de gast­heer. Som­mi­ge fagen ge­brui­ken hier­voor het bac­te­riële RNA-​polymerase, an­de­re be­vat­ten hun eigen transcriptie-​enzym. Later komen de genen die co­de­ren voor kap­se­lei­wit­ten en ei­wit­ten die nodig zijn voor lysis van de gast­heer­cel tot ex­pres­sie. Het ge­he­le pro­ces leidt tot de pro­duc­tie van di­ver­se vi­rus­par­ti­kels die vrij­ko­men bij lysis.[18]
Bij de ly­so­ge­ne cy­clus wordt het faag-​DNA in­ge­bouwd in het bac­te­riële DNA als profaag-​DNA. Op be­paal­de mo­men­ten, zoals onder stres­som­stan­dig­he­den, kan het tot ex­pres­sie komen. Naast de ly­ti­sche cy­clus kun­nen ge­ma­tig­de fagen te­vens een ly­so­ge­ne cy­clus door­lo­pen (fi­guur 1b). In dat geval blijft het vi­ra­le ge­noom aan­we­zig in de gast­heer als plas­mi­de of neemt het plaats in het bac­te­riële chro­mo­soom als pro­faag. De in­fec­tie­cy­clus die een vi­ri­on door­loopt, wordt be­paald door bac­te­riële re­pres­sor­ge­nen die deel uit­ma­ken van een quorum-​sensingsysteem, of door com­mu­ni­ca­tie tus­sen vi­rus­par­ti­kels op basis van ei­wit­ten.[19,20] De dicht­heid van de bac­te­rie­po­pu­la­tie en de faag­po­pu­la­tie lijkt hier­in een door­slag­ge­ven­de rol te spe­len. Hoe­wel fagen die een ly­so­ge­ne cy­clus kun­nen door­lo­pen niet ge­schikt zijn voor faag­the­ra­pie, zijn zij cru­ci­aal voor het ont­wik­ke­len van re­sis­ten­tie­me­cha­nis­men.

In de vol­gen­de delen van deze serie zul­len we in­gaan op de ver­schil­len­de me­cha­nis­men waar­mee bac­te­riën zich kun­nen weren tegen bac­te­ri­o­fa­gen.