Net voor en tijdens de coronacrisis verschenen twee edities van een bijzonder boek, dat de geschiedenis van de Nederlandse klinische virologie als onderwerp heeft. Het gaat om een grondige maar zeker goed leesbare historiebeschrijving, zowel in het Engels als in het Nederlands. De twee versies van het werk verschillen echter in meer dan de taal. De Engelse editie, die begin 2020 verscheen, heeft als enigszins pretentieuze titel: Leeuwenhoek’s Legatees and Beijerinck’s Beneficiaries. A History of Medical Virology in The Netherlands. Maar iedereen weet dat er begin 2020 juist iets gebeurde op het gebied van de klinische virologie, dat zonder twijfel van historische betekenis is. De uitgever van dit werk kwam daarom met het plan om deze omissie door middel van een zeer snel op te stellen Nederlandse versie op te heffen, waardoor de coronaviruspandemie ook nog aandacht kon krijgen, en er tegelijk kon worden geprofiteerd van de hier te lande enorm toege­nomen belangstelling voor dit vakgebied. Zodoende ontstond de Nederlandse versie van het boek, die verscheen in juli 2020 en een originele titel kreeg, namelijk Corona & Co. Een eeuw onderzoek naar virussen in Nederland. De auteurs van deze werken zijn Gerard van Doornum, arts-microbioloog en emeritus hoogleraar klinische virologie, Ton van Helvoort, biochemicus en wetenschapshistoricus, en voor de Engelse versie was er versterking van Neeraja Sankaran, microbioloog en wetenschapshistorica. Om in deze bespreking verschillen tussen de twee versies aan te kunnen geven zal de Engelse editie aangeduid worden als LLBB en de Nederlandse als C&C.

Nederlandse virologie staat centraal
Natuurlijk is het een unieke zaak dat een degelijke historische studie wordt verricht van een relatief klein wetenschapsgebied, in een klein land en over de overzichtelijke tijdsperiode van één eeuw, namelijk van eind 19e tot eind 20ste eeuw. Veel virologen in ons land, niet alleen de klinische maar ook de fundamentele en veterinaire, zullen dat niet onterecht vinden, omdat zij weten dat dit vakgebied alhier op een opmerkelijk hoog niveau wordt beoefend. Dit komt niet voort uit gebruikelijke zelf­ingenomenheid maar vindt ook steun in analyses van de wetenschappelijke output en de rol in internationale organisaties, waarin de status van Nederland op dit gebied vaak vergelijkbaar blijkt met die van veel grotere landen als Duitsland en Frankrijk. De twee naamgevers van de LLBB-editie van het boek, waaronder Martinus Beijerinck als degene die het principe van een virus het eerste helder beschreef, geven die historische betekenis van dit vak in dit land ook al aan. Er bestond echter nog niets aan geschiedschrijving daarover, stelden de auteurs vast en dat was de reden om dit project op te starten, om de Nederlandse virologie in historisch perspectief te beschrijven.

Achtergrond en context
Wat meteen opvalt is de doordachte en grondige opzet van beide edities. Er wordt niet volstaan met gebeurtenissen en personen op een rij te zetten, het vakgebied zelf wordt als context eerst goed beschreven. Hoe ontstond het inzicht in de aard van een virus als ziekteverwekker, aan de hand van de ziekten die natuurlijk al lang bekend waren, influenza, poliomyelitis, mazelen en andere? De verbinding naar het idee van de scherpzinnige Beijerinck, die een “vloeibare en levende besmettelijke stof” aantoonde in zijn experimenten verliep erg traag. Tot na de Tweede Wereldoorlog waren de technische mogelijkheden om iets met dit concept te doen ook zeer beperkt en leidde de virologie als wetenschap een marginaal bestaan. Dat is ook de titel van het derde hoofdstuk (“On the fringes” en “…in de marge”), waarin toch nog opmerkelijk veel verzameld wordt aan interessant pionierswerk rond de onderwerpen, waarop de virologie zich later vol zal storten. In dit hoofdstuk wordt een eerste ronde gemaakt langs Nederlandse instituten, waarin vele opmer­kelijke personen beschreven worden. Dan volgt, vanaf 1950 ongeveer, de explosie van technische mogelijkheden, met viruskweek op cellen, elektronenmicroscopie en iets later, moleculaire biologie en fluorescentiemicroscopie.

Virologie als vakgebied
Virologie wordt vrij plotseling een volwaardige discipline. Het vierde hoofdstuk legt dit keurig uit, met ook wat extra aandacht voor de wijze waarop zich dit in Nederland voltrok. Daarop aansluitend wordt veel informatie gegeven over hoe dit leidde tot professionalisering en het ontstaan van allerlei organisaties op dit gebied, met in de LLBB-versie wat meer aandacht voor Europese aspecten, in de C&C-versie een apart hoofdstuk over de Nederlandse situatie. De Werkgroep Klinische Virologie krijgt veel aandacht, al wordt die al initieel onder de noemer van de NVMM geplaatst, hetgeen niet de gang van zaken was. Dat is pas veel later bewust gekozen: de Werkgroep is zelfs ouder dan de NVMM. Deze Werkgroep heeft in ons land een uitermate vruchtbare omgeving geboden aan het vakgebied dat zich, gesteund door de moleculaire revolutie, razendsnel ontwikkelde. Het eerste wapenfeit van het nieuwe vakgebied was echter het elimineren van de gevreesde poliomyelitis, dat ook in organisatorisch opzicht een hoofdrol speelde, tot in de jaren zeventig. Pas daarna kregen andere
virusziekten als virale hepatitis, herpesvirussen, luchtwegvirussen en ten slotte hiv een steeds grotere plaats in het vak, waarvoor geleidelijk overal in het land afdelingen, instituten en leerstoelen ingericht werden.

Rondgang door het land
Dat wordt op een rij gezet in een rondgang door het land, in het uitvoerige vijfde, respectievelijk zesde hoofdstuk in de twee edities. Heel volledig wordt de ontwikkeling per universiteitsstad beschreven, met nog enkele andere instituten, vooral aan de hand van de leidende personen per plaats. Dit is wel een bijzonder hoofdstuk, dat in principe slechts loopt tot begin van deze eeuw. Zo min of meer je tijdgenoten selecteren en plaatsen in een historisch perspectief is erg lastig maar de auteurs slagen er redelijk goed in een evenwichtig beeld te schetsen. Misschien met uitzondering van Rotterdam, waarvoor de aandacht wel iets verder gaat, met portretten van alle hoogleraren en qua termijn ook wat opgerekt. Dit is boeiend om te lezen voor iedereen die erin betrokken was maar waarschijnlijk veel minder voor anderen, voor wie dit enigszins moet overkomen als een lokaal herdenkingsboek.

Nog allerlei thema’s
Dan volgen nog een paar thematische hoofdstukken. Een hoofdstuk over technieken en instrumenten in de virologie, vooral bezien vanuit Nederlandse bijdragen of pioniers in het veld. Philips en elektronenmicroscopie is een mooi voorbeeld, net als creatief werk aan ELISA’s bij Organon in Oss. Een hoofdstuk is gewijd aan virale vaccins, vooral hoe die in Nederland werden geïntroduceerd en ook geproduceerd. In LLBB staan in de paragraaf ‘Ultimate sale’ meer details hoe het NVI verkocht werd in 2012, in C&C wordt dat echter niet meer genoemd. Een verrassend hoofdstuk gaat over Nederlandse virologie in de tropen, grotendeels over Indonesië, Suriname en de Antillen, met interessant pionierswerk, al is de indruk dat die koloniën helaas al verloren waren voordat de virologie tot volle bloei kwam. In LLBB wordt dan ook nog aardig wat werk in Afrika beschreven, in C&C nauwelijks. Ten slotte is het meest merkwaardige hoofdstuk gewijd aan het werk aan oncogene virussen en de daaraan verbonden celbiologie. Daartoe wordt weer een rondgang gemaakt langs de universiteiten en instituten in het land. Het gaat echter om tamelijk fundamenteel werk, buiten de praktijk van de klinische virologie en als zodanig is het een wat willekeurige keuze. Er is ook nog meer belangrijk fundamenteel werk te melden, bijvoorbeeld op de grensvlakken van virologie en immuniteit, dat niet wordt behandeld. Of de basale virologie van coronavirussen, waarin Nederland al lange tijd excelleert en dat slechts enkele malen kort wordt genoemd, in relatie tot de ‘school van Horzinek’.

Coronavirus toegevoegd
Coronavirussen vormen dus een verschil tussen de twee edities, in de zin dat C&C een geheel ander voorwoord heeft gekregen, gewijd aan de coronaviruspandemie en een extra afsluitend hoofdstuk over COVID-19. Dat laatste is een verdienstelijke samenvatting van de situatie tot ongeveer juni 2020, zij het beknopt. Het meest interessant voor vakgenoten is een beschrijving in historisch perspectief van de organisatorische verbanden die zich met de pandemie bezighouden. Overigens hoeft voor de beperkte toevoegingen rond coronavirussen niemand in ons vakgebied de Nederlandse editie te kiezen, dat aspect is toch wel van een enigszins commerciële inslag.

Twee edities, welke te lezen?
Dat dit historische werk een breed lezerspubliek verdient in ons vakgebied is duidelijk. Dat de historie wordt beschreven aan de hand van een volledige en zeer vakkundige analyse van het vakgebied tilt het ver uit boven gewone gedenkschriften en gelegenheidsuitgaven die vaker verschijnen, dit is volwaardige geschiedschrijving. De keuze van de editie is echter een opmerkelijk lastige zaak. Voor de Nederlandse lezer ligt C&C natuurlijk voor de hand: toegankelijk, met nog wat meer lokale details, en lezen over Nederlandse historie in het Engels, met alle vertaalde begrippen, is toch een beetje een omweg soms. Als bonus zijn de illustraties in kleur en van hogere kwaliteit. De verkoopprijs van de paperback C&C is nog niet de helft van de fraai gebonden LLBB-editie. LLBB is echter geheel gedocumenteerd met 50 pagina’s literatuurverwijzingen. Die literatuur is voor C&C overigens wel online te vinden, zij het zonder de verwijzingen. En wat de verkoopprijs betreft is te melden dat LLBB een open-accesspublicatie is. Dus de digitale versie is als pdf gewoon te downloaden bij de uitgever. Duidelijk dus dat het een lastige afweging is, die iedereen zelf moet maken. Eén specifieke doelgroep wordt door deze uitgave prima bediend: dat zijn de vele collega’s in de medische microbiologie die de afgelopen maanden opeens ook als viroloog naar voren kwamen. Die zijn van harte welkom, maar die missen misschien toch wel iets en dat is juist die historische binding met dit vakgebied. Voor hen is dit werk dus absoluut verplichte lectuur: je bent dan meteen geheel ingevoerd hoe dit vakgebied in Nederland ontstond, waar het allemaal om ging in de afgelopen jaren en wie daar een rol in heeft gespeeld. Dat is wel een unieke verdienste van dit boek en dat geldt natuurlijk voor de beide edities.