Johan Mouton werd geboren op 3 november 1956 te Leiden. Hij overleed veel te vroeg op 9 juli 2019, op 62-jarige leeftijd. Johan was een inspirerende arts-microbioloog, die met veel passie een leidende rol op het gebied van farmacokinetiek en farmacodynamiek had, nationaal en internationaal. Hij was ook een liefhebbende echtgenoot, trotse vader en enthousiaste vriend en collega.

Na zijn middelbareschooltijd aan de Thorbecke Scholengemeenschap in Utrecht ging Johan in 1975 biologie studeren aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Vanaf 1979 combineerde hij deze studie met de studie geneeskunde, eveneens in Utrecht. Als onderdeel van de studie biologie reisde hij een jaar naar Indonesië, om in het Ketambe Research Station in het Gunung Leuser National Park het gedrag van apen te bestuderen. Later in zijn carrière noemde hij dit vaak een van de meest verrijkende en plezierigste ervaringen in zijn leven. Zijn studie geneeskunde rondde hij in 1988 af, om datzelfde jaar aan een promotieonderzoek aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam te beginnen onder leiding van prof. dr. M. Michel, prof. dr. K.F. Kerrebijn en dr. A. Horrevorts. In april 1990 startte hij met de specialisatie medische microbiologie in het Dijkzigt Ziekenhuis in Rotterdam. In het begin van zijn carrière werd Johan vaak ‘de zoon van prof. Mouton sr.’ genoemd, omdat zijn vader een zeer bekende professor in de medische microbiologie aan de Rijksuniversiteit van Leiden was. Met het verstrijken van de jaren draaiden deze rollen om en werd aan prof. Mouton sr. gerefereerd als ‘de vader van prof. Mouton jr.’. Tijdens zijn opleiding tot arts-microbioloog promoveerde Johan op 27 oktober 1993 op een PKPD-ondewerp, met het proefschrift Farmacokinetic and Farmacodynamic Studies of Beta-lactam Antibiotics in Volunteers and Patients with Cystic Fibrosis.

Johan was een slimme en creatieve onderzoeker die ingenieuze, met de hand gemaakte simulaties van het menselijk lichaam construeerde, die er vaak uitzagen als een meccanobouwwerk aangevuld met wasknijpers en cellotape. Deze fragiele knutselwerken werkten vaak ongelooflijk goed en vormden de basis voor veel frequent geciteerde publicaties. Nadat Johan in 1994 zijn opleiding medische microbiologie had afgerond, ging hij aan de slag als kinderarts-microbioloog in het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. In 1998 verhuisde hij naar Nijmegen, waar hij samen met zijn vriend en copromotor dr. Alfons Horrevorts in het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis ging werken. Dit was de start van een bloeiende afdeling Medische Microbiologie en Infectieziekten. Jacques Meis en Andreas Voss sloten zich al snel aan bij dit team. Met Johan als gangmaker werd de afdeling als eerste niet klinisch-chemisch laboratorium geaccrediteerd door SKML en als een van de weinige perifere ziekenhuizen kreeg het CWZ twee jaar van de opleiding tot arts-microbioloog toegekend. In 2012 werd Johan benoemd tot hoogleraar medische microbiologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Enkele jaren later keerde hij uiteindelijk terug naar de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Naast zijn consultatieve taken in het ziekenhuis, uitgebreide onderzoeksactiviteiten, talloze presentaties op internationale conferenties (niet in de laatste plaats op de ECCMID) en onderwijsactiviteiten, was Johan ook zeer actief in verschillende nationale en internationale richtlijncommissies. Het begon met het Nederlands Nationaal Comité voor breekpunten voor gevoeligheidsbepalingen in bacteriën (CRG). Toen dit eenmaal op Europees niveau was gebracht, was hij een van de oprichters en kernleden van het Europees Comité voor antimicrobiële gevoeligheidstesten, EUCAST. Johan vertegenwoordigde Nederland sinds 2002 tot op de dag dat hij stierf. Hij was er trots op dat hij nooit een vergadering van deze stuurgroep had gemist. Terugkijkend betekent dit, dat hij 89 van de 90 tweedaagse vergaderingen heeft bijgewoond. De laatste vergadering kon hij niet meer lijfelijk aanwezig zijn, maar hij belde toch nog in tijdens deze vergadering. Hij wilde, probeerde, maar kon niet – en achteraf stierf hij op de avond van de laatste dag van de 90e commissievergadering. Johan had veel invloed op hoe nieuwe antimicrobiële middelen meer dan een decennium lang werden beoordeeld en hij deelde zijn kennis en enthousiasme met veel collega's in EUCAST, die veel van hem hebben geleerd. Hij stond bekend om zijn directe no-nonsense stijl bij het bespreken van wetenschappelijke gegevens. Er was echter altijd een glimlach aanwezig wanneer hij besloot om een volledig wetenschappelijke 'Mouton'-aanval in te zetten en hij had altijd de meest constructieve bedoelingen. Johan was ook een enthousiast fotograaf op EUCAST-bijeenkomsten en documenteerde zo gebeurtenissen als de diners en sociale bijeenkomsten van EUCAST.

Daarnaast was Johan de drijvende kracht achter de Nederlandse surveillance van antimicrobiële resistentie, georganiseerd in Nethmap. Jaarlijks verzamelde hij de gegevens en presenteerde ze op een duidelijke en gestructureerde manier om inzicht te geven in dit belangrijke onderwerp. Deze surveillance wordt beschouwd als een van de pijlers van de succesvolle Nederlandse strategie om antimicrobiële resistentie te beheersen. De bijdrage van Johan aan de medische microbiologie en infectieziekten werd onlangs erkend door hem in 2019 te benoemen tot erelid van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie. Internationaal werd Johan gekozen als Fellow van de Infectious Diseases Society of America en de American Academy of Microbiology en was hij co-editor van Kucers’ standaardwerk The use of antibiotics.

Zijn onvermoeibare inzet voor de medische microbiologie, zijn enthousiasme voor onderzoek en zijn diepgewortelde ambitie om zijn kennis te delen, maakten hem onderscheidend. Tot de laatste dagen van zijn leven was hij zeer actief in zijn werk, ondanks de ernstige fysieke pijn en het mentale lijden dat door de ziekte werd veroorzaakt. Hij deelde zijn liefde voor de microbiologie met zijn geliefde Anouk, die altijd aan zijn zijde stond.

Voor veel collega's in binnen- en buitenland was Johan ook een goede vriend. Met hen deelde hij zijn passie voor muziek en goede wijn. Hij was een echte ´professor´ - je kon hem soms uit het oog verliezen terwijl hij in een groep was, omdat zijn interesse werd getrokken door iets, wat hij dan onmiddellijk onderzocht. Toen hij in Nijmegen woonde, was hij een gepassioneerde fietser en gebruikte hij zijn fietsen voor het dagelijkse woon-werkverkeer. Zoals de meeste dingen die hij in zijn leven deed, fietste hij met enthousiasme, snel en ongeacht de uiterlijke omstandigheden, waarbij hij niet altijd alle veranderingen van het fietspad opmerkte, zoals een nieuwe afzetting. Hij hield van skiën en bergbeklimmen. Off-piste skiën was zijn specialiteit, maximaal genieten van de sport en de natuur. De ultieme voldoening was om dit met Jaap, zijn zoon, te doen. Hij vertelde altijd over hun atletische avonturen en de trots en vreugde die dan in zijn ogen zichtbaar waren, kunnen niemand zijn ontgaan. Zijn stralende glimlach en twinkelende ogen waren kenmerkend tijdens werk en vrije tijd. Johan genoot altijd van het moment. Het is moeilijk te bevatten dat hij er niet meer is.

Johan heeft van het leven genoten en heeft een zeer waardevolle bijdrage geleverd aan de geneeskunde, binnen de medische microbiologie, antimicrobiële therapie en infectieziekten. We zullen hem missen. Onze gedachten zijn bij Anouk, Jaap, zijn ouders en familieleden.

Namens de NVMM en de redactie van het NTMM,
Jan Kluytmans, Jacques Meis, Bert Mulder,
Hanneke Berkhout, Andreas Voss