Introductie
Begin 2019 worden er aanhoudende en grootschalige dengue-uitbraken in met name Azië en Zuidoost-Azië gemeld.1 Deze uitbraken worden teruggezien in de uitslagen van de denguediagnostiek in Nederlandse en Europese laboratoria (figuur 1), aangezien in Nederland dengue-infecties reisgerelateerd zijn. Vergeleken met dezelfde periode in 2018, wordt in 2019 een aanzienlijke stijging gezien, vooral uit Brazilië, Cambodja, de Filipijnen, Thailand en Vietnam.2
Dengue, ofwel knokkelkoorts, is een door muggen overgebrachte virale infectie die een griepachtig ziektebeeld kan geven, soms met ernstige (incidenteel dodelijke) complicaties. De incidentie van dengue is de afgelopen 50 jaar sterk toegenomen. Naar schatting komen er jaarlijks meer dan 50 tot 100 miljoen infecties voor in meer dan 100 endemische landen.3 Het denguevirus omvat vier verschillende serotypes (DEN-1, DEN-2, DEN-3 en DEN-4) en behoort tot de Flaviviridae, net als zikavirus, gelekoortsvirus, westnijlvirus en Japanse-encefalitisvirus (JEV). Antistoffen tegen deze virussen en beschikbare vaccins kunnen onderling in de serologische testen sterk kruisreageren.4

Casus
Een patiënt die terugkeert van vakantie uit Thailand ontwikkelt binnen twee dagen na terugkomst een griepachtig beeld met klachten van misselijkheid, braken en diarree zonder bloedbijmenging. De patiënt heeft een rode huiduitslag met jeukende witte vlekjes op benen, borst en armen. Tevens heeft hij hevige pijnen in zijn spieren en gewrichten. Hij vermeldt veelvuldig gestoken te zijn door muggen. De vaccinatiestatus (met name tegen gele koorts en JEV) van de patiënt is onbekend. Diagnostiek naar denguevirus en chikungunyavirus zijn passend bij een recente infectie met denguevirus: het NS1-antigeen en IgM van het denguevirus waren sterk positief en het IgG van het denguevirus was zwak positief. Het IgM, IgG en PCR van het chikungunyavirus waren negatief. Diagnostiek naar infectie met zikavirus of overige flavivirrussen is niet verricht.

Denguediagnostiek
In Nederland biedt een klein aantal laboratoria denguediagnostiek aan (Diagnostisch Vademecum).5 Bij een verdenking op een acute dengue-infectie wordt vaak als eerste een NS1-antigeentest gedaan. Deze bepaling is erg specifiek, maar minder sensitief vanwege het relatief korte interval waarin zij positief is. Bij een negatieve NS1-test en/of een positieve IgM/IgG is serologische vervolgdiagnostiek aangewezen. Tevens kan overwogen worden een PCR te verrichten op het monster indien dat in de acute fase is afgenomen.

De huidige toename van dengue wereldwijd en in Nederland (figuur 1) is terug te zien in het aantal positieve IgM- en NS1-testen, dat in de eerste acht maanden van 2019 hoog is in vergelijking met eerdere jaren. Van 2015 tot 2017 werden verhoudingsgewijs meer IgG-positieve bepalingen gezien zonder IgM. Dit weerspiegelt (deels) de zikavirusepidemie, waarbij meer onderzoeksaanvragen voor zikavirus- en denguevirusinfecties werden ontvangen vanwege bezorgdheid van reizigers na terugkeer uit een zika-epidemisch (en vaak denguevirusendemisch) gebied. Tevens is denguevirusserologie vaak kruisreactief bij patiënten met een acute zikavirusinfectie.6

 

Wat betekent dit voor de praktijk?
De toegenomen rapportage van dengue-infecties wereldwijd wordt in Nederland teruggezien in de diagnostiekaanvragen. Bij veel daarvan ontbreken gegevens over klinische presentatie, vaccinatiestatus en reisanamnese. Deze informatie is cruciaal voor een juiste interpretatie van de diagnostische resultaten. Dat is van belang omdat naast dengue andere flavivirussen kunnen voorkomen.