J.P. Verhave, A Constant State of Emergency -
 Paul de Kruif, Microbe Hunter and Health Activist
 ISBN 978-1-950572-06-9, 656 pagina’s

Waarom moet je dit boek gaan lezen? Om in een onderhoudende biografie kennis te maken met de schrijver van Bacteriënjagers, goed. Om alles te weten te komen over deze nazaat van Zeeuwse emigranten, ook goed. Om een indruk te krijgen van de publieke gezondheidszorg in de Verenigde Staten (VS) aan het begin van de vorige eeuw, eveneens goed. Om een pionier van de wetenschaps­journalistiek in de VS te leren kennen, ook goed. En zo zijn er meer antwoorden te bedenken. De vraag kwam bij mij op toen ik driekwart had gelezen en begon te twijfelen of ik de volgende hoofdstukken (Postwar downs and ups, Fellow writers, Deepening insights, Reporting on a reporter, The old man at the lake en Fought a good fight) nog wel moest lezen. Het voorgaande had mij veel geleerd over deze onvermoeibare voorvechter van de publieke gezondheids­zorg, maar intussen was ik ook wel verzadigd. Anders gezegd, hoeveel De Kruif kan een lezer verdragen? Voor de hechte gemeenschap van ‘Michigan Dutchmen’ aan de oostkant van het meer van Michigan met wier steun en aanmoediging dit boek is ontstaan, zal het ongetwijfeld niet gauw te veel zijn.

Paul de Kruif (1890-1971) groeide op als telg van de derde generatie Michigan Dutchmen, in het kleine, agrarische plaatsje Zeeland. Hij doorliep er de lagere school en volgde de middelbare school in Holland, eveneens door Nederlandse immigranten gesticht. Daarna ging hij naar de universiteit van Michigan in Ann Arbor, om zich te laten opleiden tot microbioloog. Geleidelijk nam hij afstand van het benauwde, strenggelovige milieu waarin hij was opgevoed. Hij trouwde, behaalde in 1916 zijn PhD in de bacteriologie en continueerde, onderbroken door een korte periode als militair in Frankrijk, zijn verblijf aan de universiteit in de functie van assistent-professor microbiologie. In 1920 trad hij in dienst als assistent-researchmedewerker aan het prestigieuze Rockefeller Institute. Hoewel hij in het laboratorium succesvol onderzoek deed, oriënteerde hij zich tegelijkertijd op mogelijkheden om een groter publiek te bereiken. Dit leidde tot een conflict toen deels anoniem gepubliceerde artikelen onder zijn eigen naam in boekvorm verschenen als Our Medicine Men (1922). Hij betoogde hierin onder andere dat medische wetenschap een contradictie is, want iemand is of helemaal de wetenschap toegewijd of zijn loyaliteit ligt bij de patiënt. Beide tegelijk is niet goed mogelijk en hij baseert dit op zijn twaalfjarige ervaring in dit veld. Niet onverwacht leidt het ertoe dat hij ontslag moet nemen bij het Rockefeller Institute.

Tijdens gezamenlijke reizen en een verblijf in Londen met de auteur Sinclair Lewis ter voorbereiding van diens medische roman Arrowsmith doet hij veel ervaring op. Hij ontdekt dat hij om een groter publiek te bereiken zijn onderwerp moet dramatiseren. Zo luidt de titel van het boek waarmee hij in 1926 op slag bekend wordt: Microbe Hunters. Ontdekkers worden onder zijn pen ‘jagers’. Ook in de titels van hiernavolgende boeken openbaart zich diezelfde figuur. Op die stijl kwam natuurlijk ook kritiek maar De Kruif wist hiermee wel een groot publiek te bereiken en zijn wetenschappelijk verleden behoedde hem ervoor te ver te gaan. In de loop der jaren, hij zou hierna nog elf boeken en talloze artikelen schrijven, werd zijn stijl overigens gematigder.

Hij schreef onder meer over ontdekkingen op agrarisch gebied (Hunger Fighters, 1928), de exploitatie van de grootste ijzermijn ter wereld (Seven Iron Men, 1929), kraamvrouwenkoorts, insuline, pernicieuze anemie, Rocky Mountain Spotted Fever, Morbus Bang, maltakoorts, psittacose, syfilis en lichttherapie tegen huidtuberculose (Men Against Death, 1932). Al die ‘men’ van wie de meesten in Europa woonden, had hij van tevoren - voor zover ze in leven waren - persoonlijk bezocht. Hij wees armoede aan als belangrijkste doodsoorzaak en laakte de commercialisering van de farmacie, waardoor medicijnen voor armen onbetaalbaar waren (Why Keep Them Alive?, 1937). Hij signaleerde misstanden in de kraamzorg, toonde lokaal grote verschillen aan en pleitte voor registratie van babysterfte in de hele VS (The Fight for Life, 1938). De verontwaardiging was groot, hoe kon een niet-medicus hierover oordelen? Het boek werd niettemin een succes en was het eerste dat verfilmd werd (1940). Aan de hand van een campagne om tuberculose op te sporen in de slums van Detroit toonde hij aan dat de kosten van preventie in het niet vielen bij de baten (Health is Wealth, 1940). In Kaiser Wakes the Doctors (1943) houdt hij een pleidooi voor sociale geneeskunde, de arts niet als vrije ondernemer maar in loondienst, gekoppeld aan een soort verzekering. Het veel te ‘socialistische’ idee werd zelfs ‘onethisch’ genoemd en dergelijke artsen, luidde het dreigement, zouden uit hun beroepsvereniging worden gezet. Zoals eerder over syfilis schreef hij onverbloemd over seks en testosteron (The Male Hormone, 1945). Uit de kritieken zou je kunnen opmaken dat de Amerikaanse samenleving hier nog niet aan toe was, maar de verkoop liep enorm. Life Among the Doctors (1949) biedt een aantal portretten van artsen op ongebaande paden, bijvoorbeeld de arts die endocarditispatiënten probeert te genezen met hoge doses van het dan nog zeer schaarse penicilline. Nieuwe geneesmiddelen als Serpasil en Ritalin verleidden Paul ertoe met zelfmedicatie zijn rusteloze karakter te bedwingen. Hij wordt er alleen maar depressiever van en komt uiteindelijk in contact met psychiater Jack Ferguson, met wie hij uitvoerige gesprekken heeft. Zij delen hun afkeer van Sigmund Freud en hun bewondering voor Carl C. Jung. Als hommage aan Ferguson schrijft hij A Man Against Insanity (1957). Zijn laatste boek is een autobiografie, The Sweeping Wind (1962).

Is het voorgaande allemaal min of meer chronologisch beschreven, de laatste hoofdstukken van A Constant State of Emergency belichten in vogelvlucht verschillende aspecten, bij voorbeeld zijn uitgebreide netwerk, zijn familieleven, zijn geloofsopvattingen, zijn betekenis voor de geschiedenis. De titel van het boek is ontleend aan John Steinbeck die gezegd zou hebben “Paul is in a constant state of emergency”.

De stijl boeit en de schrijver zit buitengewoon goed in zijn onderwerp. Het verhaal wordt regelmatig geïllustreerd met citaten uit brieven en kritieken, wat de levendigheid ten goede komt. Er zijn veel foto’s opgenomen en er is een uitstekend register. Het Van Raalte Instituut waarvan de schrijver erelid is, heeft hem kennelijk alle ruimte gegeven. Toch had een strenge redactie het boek met zeker een kwart kunnen inkorten en was het, althans voor lezers aan deze kant van de oceaan, waarschijnlijk nog aantrekkelijker geworden. Nu is de uitvoerigheid soms hinderlijk en een enkele keer zelfs komisch, wanneer hij beschrijft dat De Kruif in zijn buitenverblijf telefoon nam met een geheim nummer en de schrijver het niet kan nalaten dat nummer expliciet te vermelden. Paul de Kruif heeft ongetwijfeld grote verdiensten gehad maar het is ook weer niet een Napoleon van wie wij alles zouden willen weten.