Samenvatting
Meningokokkenziekte is een ernstige ziekte die gepaard gaat met hoge mortaliteit en morbiditeit. Serogroep B, C, W en Y veroorzaken nagenoeg alle ziektegevallen in Nederland. Asymptomatisch dragerschap van meningokokken is het hoogst bij adolescenten. Hierdoor spelen zij een belangrijke rol bij de transmissie van meningokokken. Er zijn conjugaatvaccins beschikbaar tegen meningokokken A, C, W en Y, en eiwitvaccins tegen meningokokken B. Vanwege een stijging in meningokokkenziekte C is meningokokken C-vaccinatie ingevoerd in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in 2002, met tegelijkertijd een inhaalcampagne voor 1- tot 18-jarigen. Dit heeft geleid tot een sterke daling in meningokokkenziekte C bij gevaccineerde en ongevaccineerde leeftijdsgroepen. De incidentie van meningokokkenziekte was het afgelopen decennium historisch laag, maar sinds 2015 neemt de incidentie toe vanwege een stijging in meningokokken W. Vanwege deze toename is het RVP uitgebreid met een quadrivalent meningokokken ACWY-vaccin voor jonge kinderen en adolescenten, en was er in 2018 en 2019 een inhaalvaccinatiecampagne voor adolescenten. Vaccinatie tegen meningokokken B is momenteel geen onderdeel van het RVP vanwege onzekerheid over de effectiviteit van het vaccin in combinatie met het relatief vaak voorkomen van koorts na vaccinatie. Ondanks effectieve vaccinatieprogramma’s komt meningokokkenziekte nog steeds voor en is alertheid bij artsen nodig om deze ernstige ziekte tijdig te herkennen en te behandelen. Daarnaast is een goed surveillancesysteem nodig om uitbraken en trends te detecteren en het RVP te verbeteren.

Abstract
Meningococcal disease is a severe disease associated with high mortality and morbidity. Serogroups B, C, W and Y cause nearly all disease in the Netherlands. Asymptomatic meningococcal carriage is highest in adolescents. Therefore, they play an important role in the transmission of meningococci. Conjugate vaccines are available against serogroup A, C, W, and Y, and protein vaccines against serogroup B. Meningococcal C vaccination has been introduced in the Dutch national immunization program (NIP) in 2002, together with a catch-up campaign among 1-18 year olds, after an increase in meningococcal C disease. This led to a strong decrease in meningococcal C disease in vaccinated and unvaccinated age groups. The incidence of meningococcal disease has been historically low in the last 10 years, but since 2015 the incidence has been increasing due to a rise in serogroup W. Therefore, the NIP has been extended with a quadrivalent meningococcal-ACWY-vaccine for young children and adolescents, and a catch-up campaign for adolescents was performed in 2018 and 2019. Meningococcal B vaccination is not included in the Dutch NIP because of uncertainty about vaccine effectiveness and the relatively high prevalence of fever after vaccination. Despite effective vaccination programs, meningococcal disease is still prevalent, and physicians should be aware of the symptoms to recognize and treat meningococcal disease in a timely manner. In addition, a good surveillance system is needed to detect outbreaks and trends, and to improve the NIP. 

Inleiding
Invasieve meningokokkenziekte is een zeldzame maar zeer ernstige infectieziekte veroorzaakt door Neisseria meningitidis. De afgelopen jaren kwamen er 100 tot 200 ziektegevallen per jaar voor in Nederland, waarvan 5 tot 10 procent overleed. Op basis van het kapsel van de meningokok worden twaalf serogroepen onderscheiden, waarvan B, C, W en Y nagenoeg alle ziektegevallen in Nederland veroorzaken. Sinds 2002 is vaccinatie tegen meningokokken C (MenC) opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) op de leeftijd van 14 maanden (tabel 1). Sinds 2018 is deze vaccinatie vervangen door het quadrivalente MenACWY-vaccin, dat bescherming biedt tegen vier serogroepen. Daarnaast zijn in 2018 en 2019 alle 14- tot 18-jarigen opgeroepen voor deze vaccinatie vanwege de toegenomen incidentie van meningokokkenziekte W. Vanaf 2020 wordt MenACWY-vaccinatie opgenomen in het RVP voor kinderen in het jaar waarin ze 14 jaar worden. Er zijn ook vaccins gericht tegen meningokokken B beschikbaar. Deze vaccins zijn in lijn met het advies van de Gezondheidsraad niet opgenomen in het RVP.[1] In dit artikel beschrijven we het ziektebeeld en de epidemiologie van meningokokkenziekte, de verschillende meningokokkenvaccins die beschikbaar zijn en de achtergrond van het vaccinatiebeleid tegen meningokokkenziekte in Nederland.

Meningokokkenziekte: dragerschap, transmissie en ziektebeeld
Gezonde mensen kunnen de meningokok bij zich dragen in de neus-keelholte zonder daar ziek van te worden. Dragerschap is relatief laag bij jonge kinderen met een prevalentie van circa 5 procent, neemt toe tijdens de tienerjaren tot een prevalentie van 20 tot 25 procent bij 18- tot 22-jarigen, en daalt daarna weer tot 5 tot 10 procent bij volwassenen.[2,3] Overdracht van de meningokok vindt plaats via direct contact zoals zoenen, maar kan ook plaats vinden via de lucht door aerosolvorming bij hoesten, niezen of praten.[4] Roken, uitgaan, bezoeken van drukke plekken (‘crowding’), intiem contact en het drinken van alcohol zijn risicofactoren voor dragerschap onder adolescenten.[3] Een enkele keer leidt dragerschap tot ziekte waarbij meningitis en/of sepsis kan optreden. Waarom dragerschap bij de ene persoon tot ziekte leidt en bij de andere niet, is niet goed bekend. Meningokokkenziekte kan zeer snel fataal verlopen. Alarmsymptomen van meningokokkenziekte betreffen: een zéér abrupt begin van heftig ziek zijn, koude rillingen, hoge koorts, algehele lichaamspijn, het onvermogen om te kunnen staan, onbegrepen ernstige ongerustheid (bij ouders), diarree, niet wegdrukbare vlekjes/huidbloedinkjes (petechiën). Deze petechiën ontwikkelen zich meestal pas vanaf 8 à 10 uur na eerste klachten en kunnen daarna zeer snel uitbreiden in grootte en aantal. Andere alarmsymptomen zijn tachycardie, vertraagde capillaire refill, acrocyanose, hypotensie, tachypneu, sufheid en – meestal pas na ongeveer 12 tot 24 uur – zich ontwikkelende meningeale prikkeling (luierpijn, nekstijfheid, foto- en acousticofobie). Vroegtijdige herkenning blijft lastig voor huisartsen en spoedeisende hulpartsen, door de veelal aspecifieke symptomen en de zeldzaamheid van de ziekte. Zelfs bij snelle en adequate behandeling overlijdt 5 tot 10 procent van de patiënten. Daarnaast ondervindt circa 6 procent van de patiënten ernstige langetermijncomplicaties zoals gehoorverlies, amputatie van ledematen en hersenschade.[5] Mensen met asplenie, complementdeficiënties, of een open verbinding tussen nasofarynx en meningen hebben een verhoogde kans op meningokokkenziekte. Voor aspleniepatiënten wordt meningokokkenvaccinatie daarom geadviseerd (zie https://lci.rivm.nl/richtlijnen/asplenie). De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde adviseert ook meningokokkenvaccinatie bij afweerstoornissen waaronder complementdeficiënties (zie https://www.nvk.nl/Kwaliteit/Werkboeken/Kinderimmunologie). De meeste patiënten met meningokokkenziekte zijn echter gezonde mensen zonder onderliggend lijden.

Surveillance van meningokokkenziekte
Sinds 1905 is meningokokkenziekte een meldingsplichtige ziekte. Melding aan de GGD dient plaats te vinden indien een patiënt ten minste een van de volgende vijf symptomen heeft: koorts, meningeale prikkeling, petechiën, septische shock of septische artritis, in combinatie met laboratoriumbevestiging (positieve kweek of PCR voor N. meningitidis of aantonen van gramnegatieve diplokokken in normaal steriele plaats).[4] Na melding stelt de GGD contactonderzoek in. Aan huisgenoten en zeer nauwe contacten van de patiënt wordt zo spoedig mogelijk antibioticumprofylaxe verstrekt. In de praktijk wordt deze profylaxe soms al door de behandelend arts gegeven bij een (sterke) verdenking op meningokokkenziekte. Wanneer er sprake is van een bewezen geval van meningokokkenziekte door een serogroep A, C, W of Y wordt, naast chemoprofylaxe, vaccinatie van nauwe contacten aangeraden.

Laboratoriumsurveillance wordt uitgevoerd door het Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriële Meningitis (NRLBM) in het Amsterdam UMC in samenwerking met het RIVM. Het NRLBM ontvangt sinds 1959 op vrijwillige basis isolaten uit bloed of liquor die positief zijn voor N. meningitidis van alle microbiologische laboratoria in Nederland. Van deze isolaten wordt de serogroep bepaald door middel van Ouchterlonygeldiffusie en PCR. Daarnaast vindt typering plaats op basis van DNA-sequentie coderend voor variabele regio’s van de buitenmembraaneiwitten PorA en FetA. Whole genome sequencing wordt toegepast om het sequentietype en het klonale complex te bepalen. Het klonale complex is mogelijk geassocieerd met de mate van transmissie en virulentie.[6] Het NRLBM test ook gevoeligheid voor penicilline en rifampicine.

Epidemiologie van meningokokkenziekte
Historische data van de incidentie van meningokokkenziekte laten fluctuaties in de tijd zien: in de zestiger jaren was de incidentie circa 0,5 per 100.000 personen per jaar, terwijl de incidentie in de negentiger jaren 4,0 per 100.000 personen per jaar was.[7] In 2001 nam de incidentie van meningokokkenziekte toe naar 4,5 per 100.000 personen (circa 700 ziektegevallen), veroorzaakt door een toename van serogroep C (figuur 1). Na invoering van MenC-vaccinatie in het RVP in 2002 en de inhaalcampagne onder 1- tot 18-jarigen, daalde de incidentie van meningokokkenziekte C sterk. Sinds 2000 is ook de incidentie van meningokokkenziekte B sterk gedaald van circa 400 ziektegevallen per jaar naar 60 tot 80 per jaar. Waardoor dit komt, is onbekend. Sinds 2015 is er een stijging van meningokokkenziekte-W van minder dan vijf ziektegevallen vóór 2015 naar iets meer dan 100 in 2018. Deze toename wordt veroorzaakt door een klonaal complex 11 (cc11)-stam, die ook in andere Europese landen opkomt.[6,8,9] Meningokokken behorende tot hetzelfde klonale complex veroorzaakten ook de toename van meningokokkenziekte C rond 2000 in Nederland en andere Europese landen. De incidentie van meningokokkenziekte Y is laag met circa 20 ziektegevallen per jaar.

Meningokokkenziekte komt in het algemeen meer voor bij jonge kinderen, met name kinderen jonger dan twee jaar, en bij adolescenten. De leeftijdsverdeling verschilt echter per serogroep (figuur 2). Voor meningokokkenziekte-B is de incidentie verreweg het hoogst bij kinderen tot twee jaar (circa vijf per 100.000 in 2017-2018), gevolgd door kinderen van twee tot vier jaar en adolescenten. Vóór invoering van MenC-vaccinatie had meningokokkenziekte-C eenzelfde leeftijdsverdeling. Meningokokkenziekte-W komt ongeveer evenveel voor bij kinderen tot twee jaar als bij adolescenten. Daarnaast komt meningokokkenziekte-W meer voor bij volwassenen vanaf 45 tot 50 jaar, en met name bij mensen van 80 jaar of ouder. Meningokokkenziekte-Y daarentegen komt weinig voor bij jonge kinderen en adolescenten en juist meer bij volwassenen vanaf 65 jaar.

Ook de mortaliteit varieert per serogroep. Voor serogroep B is de mortaliteit circa 5 procent; in de afgelopen jaren overleden er één tot vijf patiënten per jaar. Sinds de toename van meningokokkenziekte-W in 2015 zijn 45 meningokokken W-patiënten overleden (17 procent); in 2018 overleden 23 patiënten. Met name bij adolescenten is de mortaliteit hoog (25 procent). Voor serogroep Y is de mortaliteit 5 tot 10 procent met nul tot drie gevallen van overlijden per jaar.

Vaccinatie tegen meningokokken C
Al sinds 1980 zijn er polysacharidevaccins tegen meningokokken beschikbaar. Deze polysacharidevaccins zijn echter niet effectief bij kinderen, geven maar korte tijd bescherming, en induceren geen immunologisch geheugen en boosterrespons. Sinds 1999 zijn er conjugaatvaccins tegen meningokokken C beschikbaar waarbij het kapselpolysacharide gekoppeld is aan een dragereiwit. Conjugaatvaccins zijn effectiever, werken langer, induceren immunologisch geheugen en zijn al werkzaam vanaf de leeftijd van twee maanden. Conjugaatvaccins beschermen ook tegen dragerschap en reduceren zo de verspreiding van meningokokken.[10,11]

Vanwege de toename van meningokokkenziekte-C in 2001, waarbij er ook meerdere kleine clusters waren, vond er van juni tot december 2002 een grootschalige vaccinatiecampagne plaats.[12] Hierbij werden kinderen van 14 maanden tot en met 18 jaar gevaccineerd met een geconjugeerd MenC-vaccin; tijdens deze campagne werd 94 procent van de kinderen gevaccineerd. Daarnaast werd in september 2002 MenC-vaccinatie op de leeftijd van 14 maanden opgenomen in het RVP. Na invoering van MenC-vaccinatie was er een snelle en sterke afname van het aantal patiënten met meningokokken C te zien, zowel in de gevaccineerde leeftijdsgroepen als in ongevaccineerde leeftijdsgroepen.[10,13] Door vaccinatie van adolescenten, die het vaakst de meningokok bij zich dragen, nam de transmissie van meningokokken C in de gehele bevolking af, wat dus zorgde voor groepsbescherming. Uit serologisch onderzoek onder de Nederlandse bevolking weten we echter dat de huidige adolescenten niet meer voldoende beschermende antistoffen hebben tegen meningokokken C.[14] Beschermende antistoffen zijn namelijk drie tot vijf jaar na de MenC- vaccinatie op 14 maanden verdwenen. Omdat meningokokkenziekte een zeer snel verloop kent, is het noodzakelijk om circulerende antistoffen te hebben en kan niet gewacht worden op de geheugenrespons. Vanwege de lage hoeveelheid beschermende antistoffen bij adolescenten, hebben verschillende Europese landen waaronder het Verenigd Koninkrijk een aantal jaren geleden een booster-MenC-vaccinatie ingevoerd bij adolescenten om de groepsbescherming tegen meningokokken C op peil te houden. In tegenstelling tot jonge kinderen, zijn de beschermende antistoffen bij adolescenten niet verdwenen na vijf jaar; de duur van bescherming is dus veel langer.[15] We verwachten daarom dat de recente ontwikkeling, waarbij MenACWY-vaccinatie van 14-jarigen onderdeel van het RVP wordt (tabel 1), naast bescherming tegen meningokokken W ook bijdraagt aan het behoud van groepsbescherming tegen meningokokken C in Nederland.

Vaccinatie tegen meningokokken W
Sinds 2005 zijn er quadrivalente conjugaatvaccins beschikbaar die beschermen tegen meningokokken A, C, W en Y. Deze vaccins zijn geregistreerd op basis van het percentage mensen dat beschermende antistoffen heeft na vaccinatie. Zowel bij jonge kinderen als bij adolescenten geven MenACWY- conjugaatvaccins een goede immuunrespons die ten minste een aantal jaar aanhoudt.[16,17] In een Nederlandse studie onder adolescenten had 95 procent van de deelnemers een jaar na vaccinatie nog beschermende antistoffen tegen de vier serogroepen.[18] Er is nog weinig ervaring met deze vaccins in vaccinatieprogramma’s en dus weinig bekend over de daadwerkelijke effectiviteit tegen meningokokkenziekte. Verwacht wordt dat de effectiviteit vergelijkbaar zal zijn met die van MenC- vaccins, aangezien de werking en immunogeniciteit van deze vaccins vergelijkbaar zijn. In het Verenigd Koninkrijk worden sinds 2015 13- en 14-jarigen gevaccineerd met het MenACWY-vaccin, eveneens vanwege een toename in meningokokkenziekte W. Ook hebben zij in een inhaalcampagne alle 14- tot 18-jarigen en eerstejaarsstudenten opgeroepen voor MenACWY-vaccinatie.[19] De eerste resultaten van de vaccinatiecampagne onder eerstejaarsstudenten zijn positief: een reductie in het aantal meningokokken W-ziektegevallen van 69 procent en geen ziektegevallen bij gevaccineerden bij een vaccinatiegraad van slechts 37 procent.[20]

Vanwege de toename in meningokokkenziekte W in Nederland sinds 2015, worden sinds mei 2018 kinderen van 14 maanden gevaccineerd met een MenACWY-vaccin.[21] Daarnaast vond er in het najaar van 2018 en het voorjaar van 2019 een MenACWY-vaccinatiecampagne plaats voor jongeren van 14 tot 18 jaar (geboortecohorten 2001-2005; tabel 1). Vaccinatie zal directe bescherming bieden aan deze twee leeftijdsgroepen met een relatief hoge incidentie. Daarnaast wordt verwacht dat er groepsbescherming optreedt door het vaccineren van adolescenten, de groep met het hoogste dragerschap en daardoor belangrijk voor transmissie, zodat ook andere leeftijdsgroepen beschermd worden tegen meningokokken W. Deze groepsbescherming werd destijds ook gezien bij de MenC- vaccinatiecampagne. Door in één keer alle adolescenten van 14 tot 18 jaar te vaccineren, is de verwachting dat deze groepsbescherming binnen één tot twee jaar optreedt. Voorlopige cijfers laten zien dat circa 85 procent van de adolescenten de MenACWY-vaccinatie gehaald heeft in 2018 en 2019. In december 2018 adviseerde de Gezondheidsraad om de MenACWY-vaccinatie op de leeftijd van 14 maanden in de toekomst te continueren, in ieder geval zolang de uitbraak van meningokokken W standhoudt.[1] Daarnaast adviseerde de Gezondheidsraad om MenACWY-vaccinatie van adolescenten van 14 jaar op te nemen in het RVP om groepsbescherming tegen meningokokken C en W in de toekomst te behouden. Beide adviezen zijn overgenomen door de minister en worden geïmplementeerd.

Vaccinatie tegen meningokokken B
Het is niet mogelijk om een vaccin tegen meningokokken B te ontwikkelen dat zich richt op het kapsel, zoals voor meningokokken A, C, W en Y, omdat het kapselpolysacharide van meningokokken B weinig immunogeen is. Het vertoont namelijk gelijkenis met humane polysacchariden. Daarom zijn tegen meningokokken B andere type vaccins ontwikkeld, gebaseerd op (buitenmembraam) eiwitten die voorkomen op het oppervlak van meningokokken B. Circulerende meningokokken B-stammen brengen deze eiwitten in verschillende mate tot expressie, waardoor deze vaccins niet werkzaam zijn tegen alle meningokokken B-stammen. Tegelijkertijd zijn de eiwitten niet specifiek voor serogroep B, waardoor de vaccins mogelijk ook bescherming kunnen bieden tegen andere serogroepen. Er zijn in Nederland momenteel twee meningokokken B-vaccins beschikbaar. Het 4C-MenB-vaccin (Bexsero) bevat vier antigenen (NHBA, NadA, fHbp en PorA P1.4) en is geregistreerd voor kinderen vanaf twee maanden. Bij kinderen jonger dan twee jaar moeten meerdere primaire doses (twee of drie) worden gegeven en een boosterdosis. Bij kinderen vanaf twee jaar en volwassenen volstaan twee doses. Het MenB-fHbp-vaccin (Trumenba) bevat twee varianten van het fHbp-eiwit en is geregistreerd voor kinderen vanaf 10 jaar.

Voor beide vaccins zijn schattingen gemaakt welk deel van de circulerende MenB-stammen gedekt worden door het vaccin. Uit een onderzoek met data van vijf Europese landen bleek dat het 4C-MenB-vaccin potentieel bescherming biedt tegen 73 tot 87 procent van de MenB-stammen.[22] Voor het MenB-fHbp-vaccin wordt dit percentage geschat op circa 90 procent op basis van ruim 1800 meningokokkenstammen uit de Verenigde Staten en Europa.[23]

Beide vaccins zijn geregistreerd op basis van beschermende antistoffen tegen een aantal referentiestammen. Er is echter nog weinig bekend over de daadwerkelijke effectiviteit en de duur van bescherming. Het 4C-MenB is inmiddels in een aantal Europese landen opgenomen in het vaccinatieprogramma voor baby’s, waardoor er eerste schattingen van de effectiviteit gemaakt zijn. Resultaten uit het Verenigd Koninkrijk, waar het vaccin in 2015 is ingevoerd, laten zien dat het vaccin een bescherming geeft van 65 tot 80 procent.[24,25] In één regio in Quebec, Canada, is in 2014 een vaccinatiecampagne uitgevoerd met het 4C-MenB-vaccin onder alle 0- tot 20-jarigen vanwege een stijgende incidentie van meningokokkenziekte B. Bij mensen van 20 jaar en jonger daalde de incidentie in 2014-2018 met 96 procent ten opzichte van de periode 2006-2014. In andere regio’s in Quebec, waar niet gevaccineerd werd, daalde de incidentie ook, maar niet zo sterk (58 procent), wat duidt op een effect van vaccinatie in de regio met de vaccinatiecampagne. De vaccineffectiviteit werd geschat op 79 procent.

Voor het MenB-fHbp-vaccin zijn nog geen gegevens over effectiviteit beschikbaar. Er wordt verwacht dat MenB-vaccins geen (groot) effect zullen hebben op meningokokkendragerschap en dat daarmee de mate van groepsbescherming van MenB-vaccins beperkt zal zijn.[26,27]

Beide MenB-vaccins zijn veilig bevonden. Wel zijn het reactogene vaccins, wat betekent dat er relatief veel milde bijwerkingen zijn in vergelijking met andere vaccins.[28,29] Het 4C-MenB-vaccin veroorzaakt meer koorts dan andere vaccins, met name als het gelijktijdig wordt gegeven met andere vaccins.[30] Dit kan bij jonge baby’s leiden tot ziekenhuisopname. In het Verenigd Koninkrijk wordt geadviseerd profylactisch paracetamol te geven; dit verlaagt de kans op koorts zonder de immuunrespons te beïnvloeden.[30] Desondanks zijn er na invoering van 4C-MenB-vaccinatie toenames gerapporteerd in het aantal huisartsconsulten en het aantal ziekenhuisopnames als gevolg van koorts bij gevaccineerde kinderen.[31,32]

In december 2018 adviseerde de Gezondheidsraad om vaccinatie tegen meningokokken B niet op te nemen in het RVP.[1] Door de onzekerheid over de mate en duur van bescherming in combinatie met de grotere kans op koorts, kon de Gezondheidsraad geen uitspraak doen over de aanvaardbaarheid van MenB-vaccinatie. Ook de kosteneffectiviteit van MenB-vaccinatie is zeer ongunstig door de huidige lage incidentie, het ontbreken van groepsbescherming en de hoge vaccinprijs. Wanneer er meer gegevens over de effectiviteit beschikbaar zijn, zal MenB-vaccinatie opnieuw beoordeeld worden door de Gezondheidsraad.

In haar artikel bespreekt Bruijning-Verhagen dat op individueel niveau een andere afweging over MenB-vaccinatie gemaakt kan worden.[33] Zij geeft aan dat, ondanks de suboptimale effectiviteit van het vaccin, in het Verenigd Koninkrijk een afname van het aantal MenB-ziektegevallen werd gezien van 50 procent bij zuigelingen één jaar na invoering van MenB-vaccinatie[24] en benoemt dat de kans op koorts na MenB-vaccinatie vergelijkbaar is met die van andere zuigelingenvaccins als MenB-vaccinatie niet gelijktijdig met andere vaccinaties gegeven wordt en profylactisch paracetamol gegeven wordt. Bruijning-Verhagen pleit voor opname van het MenB-vaccin in het RVP, tegen gereduceerde vaccinprijzen maar mét ruimte voor een individuele keuze van ouders.

Het RIVM geeft op de website informatie over MenB-vaccinatie. Mensen kunnen zichzelf of hun kind op eigen kosten laten vaccineren (circa 250,00 euro) via de huisarts of de GGD.[33]

Conclusie
Meningokokkenziekte is een zeldzame maar ernstige infectieziekte. Ondanks effectieve vaccinatieprogramma’s komt meningokokkenziekte nog steeds voor en is alertheid van artsen op de symptomen hiervan geboden voor tijdige herkenning (zie de bovengenoemde alarmsignalen). Het verloop van de incidentie van meningokokkenziekte is onvoorspelbaar. Specifieke stammen kunnen opeens opkomen, zoals werd gezien bij meningokokken C in 2001 en bij meningokokken W in 2015, wat ook gepaard kan gaan met verschuivingen in de leeftijdsverdeling of klinische presentatie. Tegelijkertijd kan de incidentie dalen zonder duidelijke oorzaak, zoals bij meningokokken B sinds eind jaren 90. Een goed surveillancesysteem waarin microbiologische, klinische en epidemiologische data gecombineerd worden is van essentieel belang om een toename in ziektegevallen en verschuivingen in karakteristieken tijdig te detecteren. Vroege signalering van een toename in meningokokkenziekte vindt plaats door wekelijkse signalering vanuit het RIVM. Daarnaast is continue monitoring van de ziektelast nodig als input voor vaccinatiebeleid tegen meningokokkenziekte om zo het RVP te optimaliseren.