De geschiedenis van de medische wetenschap wordt ondergewaardeerd. Niet terecht, omdat de kennisterreinen van geneeskunde en geschiedenis inzichten brengen waarmee de medicus van vandaag zijn vak beter kan begrijpen en uitoefenen. Ieder jaar in december organiseert prof. dr. Mart van Lieburg de Domusdag, inmiddels al 12 keer en telkens over een thema uit die geschiedenis. Tijdens een van die bijeenkomsten ontstond bij mij het idee voor een themanummer gewijd aan de geschiedenis van de medische microbiologie. Tot mijn verrassing was Mart van Lieburg direct enthousiast hiervoor. En hij maakte me tijdens de eerste besprekingen al duidelijk dat een medisch specialist vaak denkt dat hij de geschiedenis van zijn vak goed kent; hoe is de voorgeschiedenis is en hoe de huidige praktijk tot stand kwam. Maar dat blijkt lang niet altijd waar te zijn.

De opvattingen die over ziektebeelden heersen, verschuiven en evolueren gedurende de eeuwen. De gemiddelde medicus is daar nauwelijks mee bekend, als het tijdens de opleiding aan bod komt is het maar mondjesmaat.

Van Lieburg beschreef de rol van de historicus heel duidelijk in zijn afscheidsrede op 24 maart 2017 met de opmerking dat “… niet zelden een opmerkelijk gemis aan besef (wordt geëtaleerd) dat medische geschiedenis een vak is, waar medische expertise er zeker toe doet, maar dat (die) toch alleen bestaat bij de gratie van de gepaste eerbiediging van de regels van de historische wetenschap.” We hebben de historicus, die weet waar hij zijn bronnen kan vinden, hoe hij die moet interpreteren in het licht van de tijd dat die ontstonden, hard nodig.

Het aardige is dat dezelfde historicus ons ook nodig kan hebben voor het inpassen van de stapsgewijze vooruitgang die onze specialismen hebben doorgemaakt, zoals in het artikel van Annemarie de Knecht-van Eekelen over de strijd die door Fokker in Groningen is gevoerd. Fokker kon niet erkennen dat specifieke bacteriën een rol speelden bij het verwekken van de infectieziekten zoals die eind 19e eeuw werden verondersteld en vervolgens vastgesteld. Jarenlang werden harde disputen gevoerd en die hebben de vooruitgang geremd. De microbioloog van nu zal zich nauwelijks meer kunnen verplaatsen in die opvattingen omdat hij of zij inmiddels beschikt over de zichtbare bewijzen om Fokkers ideeën af te wijzen.

Een onjuiste opvatting over de oorzaak van borstcarcinoom bij muizen wordt uiteengezet in een artikel van Gerard van Doornum, dat zich als een roman laat lezen.

Arie Berghout beschrijft een in onbruik geraakte praktijk die tot in de vorige eeuw werd toegepast bij onbegrepen koortsende aandoeningen waarbij kunstmatig een steriel abces werd opgewekt door subcutaan inbrengen van terpentijn. Interessant is dat men het werkzame effect niet kon verklaren, terwijl er inmiddels een theoretische ondergrond aan kan worden gegeven.

De verwekker van gele koorts is relatief laat gevonden. Deze ontdekking is mogelijk vertraagd door de benoeming van een bacterieel agens door een gerenommeerd onderzoeker, zoals wordt beschreven door Jan Peter Verhave.

Bert Landheer heeft zijn leven lang belangstelling voor de huidziekte lepra, die in het verleden bepaald niet alleen in de tropische regio voorkwam, zoals blijkt in zijn overzicht over lepra in Nederland.

De agressieve behandeling van favus zoals die ook nog in de vorige eeuw werd toegepast in ons land wordt beschreven door Kees Simon. Het is gruwelijk om te ervaren wat voor remedies deze kennelijk ernstige en epidemisch voorkomende ziekte rechtvaardigden.

Het zijn door de omstandigheden ingegeven onderwerpen geworden waaruit Mart van Lieburg een keuze maakte voor dit thema. Alle artikelen geven inzicht in de lange periode van vorsen naar en reflecteren over de oorzaken, behandelingen en bestrijding van infectieziekten.

Bartelt de Jongh en ik hielden een vraaggesprek met de hoogbejaarde emeritus hoogleraar H.C. (Bob) Zanen en zijn vrouw Otti Zanen-Lim, beiden medisch microbioloog. Het verslag daarvan past goed in deze geschiedkundige uitgave. Zijn tijdvak is voor de meesten van ons alleen uit verhalen bekend. De keuze voor de microbiologie kwam bij prof. Zanen voort uit zijn belangstelling voor de volksgezondheid. Dat is te begrijpen wanneer men zich realiseert dat de microbiologie groot is geworden onder de noemer hygiëne en epidemiologie. Tijdens de voorbereidingen van de publicatie van deze uitgave bereikte ons het trieste bericht dat Otti op 15 maart is overleden.

De jaarlijkse bijdrage over de afgelopen griepperiode is bij uitzondering ook in dit maartnummer terecht gekomen.

Jan Kaan, mede namens Esther Heikens en Bert Mulder